volstonden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·ston·den

Werkwoord

vervoeging van
volstaan

volstonden

  1. meervoud verleden tijd van volstaan
    • Wij volstonden. 
    • Jullie volstonden. 
    • Zij volstonden. 
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
volstaan

volstonden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van volstaan
    • ...dat wij volstonden. 
    • ...dat jullie volstonden. 
    • ...dat zij volstonden.