voetbaljournalistiek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voet·bal·jour·na·lis·tiek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voetbaljournalistiek
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de voetbaljournalistiekv

  1. (media) (voetbal) verslaggeving van alles wat betrekking heeft op voetballen
     "Zoiets heb ik in veertig jaar voetbaljournalistiek niet vaker meegemaakt. En ik had iemand bij me die nog langer meeliep, Jack van Gelder. We keken elkaar aan met de blik: wat is hier nu net gebeurd?"[1]
     In 2011 kreeg Jansma een lintje voor zijn werk in de voetbaljournalistiek in; hij werd benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 april 2024 Weblink bron “2 december 2010, de dag die de voetbalwereld verbijsterde” (2 december 2020, 07:39), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 april 2024 Weblink bron “Kees Jansma stopt na dit seizoen als presentator van voetbalprogramma's” (16 januari 2019, 17:07), NOS