voetbaljournalistiek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voet·bal·jour·na·lis·tiek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voetbal zn en journalistiek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voetbaljournalistiek | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de voetbaljournalistiek v
- (media) (voetbal) verslaggeving van alles wat betrekking heeft op voetballen
- ▸ "Zoiets heb ik in veertig jaar voetbaljournalistiek niet vaker meegemaakt. En ik had iemand bij me die nog langer meeliep, Jack van Gelder. We keken elkaar aan met de blik: wat is hier nu net gebeurd?"[1]
- ▸ In 2011 kreeg Jansma een lintje voor zijn werk in de voetbaljournalistiek in; hij werd benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'voetbaljournalistiek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “2 december 2010, de dag die de voetbalwereld verbijsterde” (2 december 2020, 07:39), NOS
- ↑ Weblink bron “Kees Jansma stopt na dit seizoen als presentator van voetbalprogramma's” (16 januari 2019, 17:07), NOS