vlottert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlot·tert

Werkwoord

vervoeging van
vlotteren

vlottert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlotteren
    • Jij vlottert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlotteren
    • Hij vlottert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vlotteren
    • Vlottert!