Naar inhoud springen

violeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·o·leert

Werkwoord

vervoeging van
violeren

violeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van violeren
    • Jij violeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van violeren
    • Hij violeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van violeren
    • Violeert!