vibreer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·breer

Werkwoord

vervoeging van
vibreren

vibreer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vibreren
    • Ik vibreer. 
  2. gebiedende wijs van vibreren
    • Vibreer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vibreren
    • Vibreer je?