verzint

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·zint

Werkwoord

vervoeging van
verzinnen

verzint

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzinnen
    • Jij verzint. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzinnen
    • Hij verzint. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verzinnen
    • Verzint!