verstrengelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·stren·gelt

Werkwoord

vervoeging van
verstrengelen

verstrengelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstrengelen
    • Jij verstrengelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstrengelen
    • Hij verstrengelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verstrengelen
    • Verstrengelt!