verstrengelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·stren·gelt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verstrengelen |
verstrengelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstrengelen
- Jij verstrengelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstrengelen
- Hij verstrengelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verstrengelen
- Verstrengelt!