verspelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·spelt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verspellen |
verspelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verspellen
- Jij verspelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verspellen
- Hij verspelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verspellen
- Verspelt!