verpleeghuiszorg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·pleeg·huis·zorg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verpleeghuiszorg
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verpleeghuiszorgv / m

  1. (medisch) de verzorging die een ernstig zieke, hulpbehoevende, chronische patiënt nodig heeft en die meestal gegeven wordt in een verpleeghuis
    • Minister Hugo de Jonge (Volksgezondheid) wil dat het extra geld dat het kabinet beschikbaar heeft voor verpleeghuiszorg naar meer handen aan het bed gaat. Dat schrijft de Telegraaf. ,,Ouderen in verpleeghuizen hebben recht op meer tijd en aandacht van personeel, op meer liefdevolle zorg", zegt De Jonge in de krant. [1] 
    • De Amanshoeve met vestigingen in Manderveen en Agelo heeft van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de erkenning ontvangen dat het verpleeghuiszorg mag geven. [2] 

Gangbaarheid

Verwijzingen