verpakte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·pak·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verpakken |
verpakte
- enkelvoud verleden tijd van verpakken
- Ik verpakte.
- Jij verpakte.
- Hij, zij, het verpakte.
- Ik verpakte.
- verbogen vorm van verpakt, voltooid deelwoord van verpakken
Bijvoeglijk naamwoord
verpakte
- verbogen vorm van de stellende trap van verpakt