vernieuwt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·nieuwt

Werkwoord

vervoeging van
vernieuwen

vernieuwt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vernieuwen
    • Jij vernieuwt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vernieuwen
    • Hij vernieuwt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vernieuwen
    • Vernieuwt!