Naar inhoud springen

vermemelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·me·melt

Werkwoord

vervoeging van
vermemelen

vermemelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermemelen
    • Jij vermemelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermemelen
    • Hij vermemelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vermemelen
    • Vermemelt!