verdeluw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·de·luw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verdeluwen |
verdeluw
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdeluwen
- Ik verdeluw.
- gebiedende wijs van verdeluwen
- Verdeluw!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdeluwen
- Verdeluw je?