verdedigt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·de·digt

Werkwoord

vervoeging van
verdedigen

verdedigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdedigen
    • Jij verdedigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdedigen
    • Hij verdedigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verdedigen
    • Verdedigt!