venusberg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ve·nus·berg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord venusberg venusbergen
verkleinwoord venusbergje venusbergjes

Zelfstandig naamwoord

de venusbergm

  1. (anatomie) vetlichaam in de schaamstreek van een vrouw
  2. (handlijnkunde) bollere deel van de handpalm bij het begin van de duim
  3. bordeel
Synoniemen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen