vaporiseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·po·ri·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
vaporiseren

vaporiseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van vaporiseren
    • Ik vaporiseerde. 
    • Jij vaporiseerde. 
    • Hij, zij, het vaporiseerde.