valig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van vaal met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen valig valiger valigst
verbogen valige valigere valigste
partitief valigs valigers -

Bijvoeglijk naamwoord

valig [1]

  1. bleek verkleurd
     Nico had goed nagedacht over zijn voorkomen: een wat valig shirt met kromgetrokken boordpunten (vooral geen parelmoeren baleintjes!), geen das en twee knoopjes open - het mannendecolleté, gepopulariseerd door Jeroen Pauw, die zelfs wel eens tot drie open knoopjes gaat, maar wat Jeroen kan hebben, kan niet iedereen hebben (deftiger: quod licet Pauwi non licet bovi).[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

49 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “De nieuwe kleren van de showadvocaat zijn die van Café Nol” (10 januari 2013), Het Parool
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be