uitnodigden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitnodigden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·no·dig·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitnodigen |
uitnodigden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitnodigen
- ...dat wij uitnodigden.
- ...dat jullie uitnodigden.
- ...dat zij uitnodigden.
- ...dat wij uitnodigden.