uitdoofden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitdoofden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·doof·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitdoven |
uitdoofden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitdoven
- ...dat wij uitdoofden.
- ...dat jullie uitdoofden.
- ...dat zij uitdoofden.
- ...dat wij uitdoofden.