tweesprong

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·sprong
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tweesprong tweesprongen
verkleinwoord tweesprongetje tweesprongetjes

Zelfstandig naamwoord

de tweesprongm

  1. plaats waar een weg zich in tweeën splitst
  2. (figuurlijk) voor een beslissende keuze staan
    • De regio staat op een tweesprong en de EU kan ertoe bijdragen dat zij de weg van vrede en hervorming inslaat. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen