tutoyeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tu·toy·eer

Werkwoord

vervoeging van
tutoyeren

tutoyeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tutoyeren
    • Ik tutoyeer. 
  2. gebiedende wijs van tutoyeren
    • Tutoyeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tutoyeren
    • Tutoyeer je?