tuinclub
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tuin·club
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tuinclub | tuinclubs |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- vereniging van mensen die het leuk vinden een tuin te onderhouden
- Sanneke van Hasselen fotograaf Peter de Krom laten zien hoe we uit de sleur breken. Deze week met de tuinclub op pad. [2]
- Voor 28 mei ligt er een uitnodiging voor een Fancy fair in Wierden. Ook heeft de Tuinclub van de NPvP/Vrouwen van Nu vier activiteiten op de kalender gezet: op 20 april een workshop voorjaarskrans maken bij Trijnie Zieren; op 8 juni een excursie naar landgoed Rozendael en Klavertje Vier in Heino; op 22 juni een tuin bezichtiging bij de familie Oude Weernink in Langeveen en op 6 juli een excursie naar de zogeheten zelfpluk boerderij de Manderveense Aardbei. [3]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord tuinclub staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tuinclub" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Peter de KromSanneke van Hassel 19 juli 2018 Vrij zijn is…tuinen bezoeken
- ↑ Tubantia 12-04-11 NBvP/Vrouwen van Nu viert 55-jarig bestaan
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be