trouwerij
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trou·we·rij
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van trouwen met het achtervoegsel -erij
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trouwerij | trouwerijen |
verkleinwoord | trouwerijtje | trouwerijtjes |
Zelfstandig naamwoord
de trouwerij v
- feest rond het aangaan van een huwelijk
- We zijn gisteren naar een trouwerij geweest.
Synoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord trouwerij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trouwerij" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be