troonzaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- troon·zaal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van troon en zaal [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | troonzaal | troonzalen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een ruimte in een koninklijk paleis waar de monarch in vroeger tijden hof hield
- In een rolstoel wordt ze de Troonzaal van het Koninklijk Paleis op de Dam binnen gereden en zonder hulp komt ze het podium niet op. Ik wil het niet weten, maar het is zo: Dame Antonia, beter bekend als de schrijfster A.S. Byatt, is 80 en breekbaar. Wankel ontvangt ze de Erasmusprijs. Maar zodra ze haar dankwoord begint af te steken, staat ze recht en verandert ze in de kalme vulkaan die ik ken uit al die geweldige romans van haar. Ze heeft het over de kracht van woorden, niet omdat ze ergens naar verwijzen of een verhaal inkleuren, maar om zichzelf. [2]
Gangbaarheid
- Het woord troonzaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "troonzaal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joyce Roodnat 14 december 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be