trompettert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trom·pet·tert

Werkwoord

vervoeging van
trompetteren

trompettert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trompetteren
    • Jij trompettert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trompetteren
    • Hij trompettert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van trompetteren
    • Trompettert!