trok partij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trok par·tij
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
partijtrekken

trok partij

  1. enkelvoud verleden tijd van partijtrekken
    • Ik trok partij. 
    • Jij trok partij. 
    • Hij, zij, het trok partij. 


Gangbaarheid