tripling
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trip·ling
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tripling | triplings |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (verkeer) het dubbel inhalen; het inhalen van een voertuig dat inhaalt
Gangbaarheid
- Het woord 'tripling' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.