transcendeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trans·cen·deert

Werkwoord

vervoeging van
transcenderen

transcendeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transcenderen
    • Jij transcendeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transcenderen
    • Hij transcendeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van transcenderen
    • Transcendeert! 

Gangbaarheid