toetrad

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·trad

Werkwoord

vervoeging van
toetreden

toetrad

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van toetreden
    • ... dat ik toetrad. 
    • ... dat jij toetrad. 
    • ... dat hij, zij, het toetrad.