tinneroy

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tin·ne·roy
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tinneroy tinneroyen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

tinneroy m / o

  1. (textielindustrie) ribfluweel met dunne ribbels, meer dan 6 per cm
    • Hij is gekleed in tinneroy broek, donkerblauwe pullover, daaronder wit overhemd, open aan de hals. [2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

27 % van de Nederlanders;
11 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen