teleurstelde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·leur·stel·de

Werkwoord

vervoeging van
teleurstellen

teleurstelde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van teleurstellen
    • ... dat ik teleurstelde. 
    • ... dat jij teleurstelde. 
    • ... dat hij, zij, het teleurstelde.