telegrafeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·le·gra·feer

Werkwoord

vervoeging van
telegraferen

telegrafeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van telegraferen
    • Ik telegrafeer. 
  2. gebiedende wijs van telegraferen
    • Telegrafeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van telegraferen
    • Telegrafeer je?