Naar inhoud springen

tandenknarst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tan·den·knarst

Werkwoord

vervoeging van
tandenknarsen

tandenknarst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tandenknarsen
    • Jij tandenknarst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tandenknarsen
    • Hij tandenknarst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tandenknarsen
    • Tandenknarst!