synchroniseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- syn·chro·ni·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
synchroniseren |
synchroniseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van synchroniseren
- Ik synchroniseer.
- gebiedende wijs van synchroniseren
- Synchroniseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van synchroniseren
- Synchroniseer je?