supplieert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sup·pli·eert

Werkwoord

vervoeging van
suppliëren

supplieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suppliëren
    • Jij supplieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suppliëren
    • Hij supplieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van suppliëren
    • Supplieert!