suikerzak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sui·ker·zak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord suikerzak suikerzakken
verkleinwoord suikerzakje suikerzakjes

Zelfstandig naamwoord

de suikerzakm

  1. klein zakje waarin genoeg suiker zit voor één kopje koffie of thee
     Uit de hotels waar hij overnachtte nam hij suikerzakjes mee, die hij aan haar vader gaf.[1]
     Een klant stevent naar een tafeltje in de hoek en bestelt een cappuccino. „Graag met twee suikerzakjes.” De koffie met tulband smaakt naar meer. Sierlijk ingepakte tulbanden liggen alvast klaar voor thuis.[2]
  2. baal waarin men suiker in grotere hoeveelheden vervoert
     Het schip Chong Chon Gang werd in juli gecontroleerd bij het binnenvaren van het Panamakanaal. De vracht bleek te bestaan uit zwaar wapentuig uit Cuba, dat was verstopt onder een vracht suikerzakken.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 januari 2022 Weblink bron
    Jolanda Driesse
    “Meenemen: Haagsche kakkers” (7 december 2011), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 januari 2022 Weblink bron “Wapenschip Noord-Korea terug naar Cuba” (15 februari 2014), Reformatorisch Dagblad