substitueert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sub·sti·tu·eert

Werkwoord

vervoeging van
substitueren

substitueert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van substitueren
    • Jij substitueert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van substitueren
    • Hij substitueert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van substitueren
    • Substitueert!