subordineert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sub·or·di·neert

Werkwoord

vervoeging van
subordineren

subordineert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van subordineren
    • Jij subordineert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van subordineren
    • Hij subordineert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van subordineren
    • Subordineert!