sublimeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • su·bli·meer·de

Werkwoord

vervoeging van
sublimeren

sublimeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van sublimeren
    • Ik sublimeerde. 
    • Jij sublimeerde. 
    • Hij, zij, het sublimeerde.