sublimeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • su·bli·meer

Werkwoord

vervoeging van
sublimeren

sublimeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sublimeren
    • Ik sublimeer. 
  2. gebiedende wijs van sublimeren
    • Sublimeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sublimeren
    • Sublimeer je?