stuud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stuud
Woordherkomst en -opbouw
- verkorting van student
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stuud | stuuds |
verkleinwoord | stuudje | stuudjes |
Zelfstandig naamwoord
de stuud m
- (pejoratief) te ijverige student of scholier
- ▸ Oké, tussen de 1500 internationale studenten die zich vorig jaar inschreven zaten behoorlijk wat intelligente mensen, maar het waren echt niet alleen maar stuudjes.[1]
- ▸ Beetje onwennig wel. Minister Brinkhorst is van een generatie die zich niet echt thuisvoelt op de computer. Zeker niet met Haagse stuudjes naast zich, voor wie internet net zo gewoon is als de telefoon. „Zelf een msn maken? Dat kan ik niet. Ik zit pas in de eerste.”[2]
- ▸ Net doen alsof het door het schrappen van de badpakronde nu een feministisch gebeuren is, is absoluut hypocriet. Dan organiseer je maar een scriptiewedstrijd of zo. Dan maken stuudjes zoals ik (was) tenminste ook nog eens een kans…[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord stuud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “TEST Zinvolle zomer” (21 mei 2010), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Haagse stuudjes spijkeren Brinkhorst bij” (7 februari 2006), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Alexandra Besuijen“Bikiniloze Miss America als hedendaags ‘feminisme’” (06/06/2018), HP de Tijd