stretcher

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stret·cher
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stretcher stretchers
verkleinwoord stretchertje stretchertjes

Zelfstandig naamwoord

de stretcherm

  1. een lichtgewicht bed met demontabele of opklapbare poten en een opvouwbaar skelet
Verwante begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen