stond vast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stond vast
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vaststaan

stond vast

  1. enkelvoud verleden tijd van vaststaan
    • Ik stond vast. 
    • Jij stond vast. 
    • Hij, zij, het stond vast. 


Gangbaarheid