stigmatiseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stig·ma·ti·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stigmatiseren |
stigmatiseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stigmatiseren
- Ik stigmatiseer.
- gebiedende wijs van stigmatiseren
- Stigmatiseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stigmatiseren
- Stigmatiseer je?