stigmatiseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stig·ma·ti·seer

Werkwoord

vervoeging van
stigmatiseren

stigmatiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stigmatiseren
    • Ik stigmatiseer. 
  2. gebiedende wijs van stigmatiseren
    • Stigmatiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stigmatiseren
    • Stigmatiseer je?