steamen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stea·men
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels [1]

Werkwoord

steamen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
steamen
steamde
gesteamd
zwak -d volledig
  1. inergatief heel snel lopen of rijden
  2. overgankelijk (misdaad) met geweld of dreigen met geweld, iemand geld of goederen afpersen
  3. overgankelijk (kookkunst) een gerecht klaar maken in een steamer
Synoniemen

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen