stalles

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stal·les
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - stalles
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de stallesmv

  1. (toneel) zitplaatsen op de rijen direct voor het toneel
    • Alles is zo ingericht dat Van Duin ontspannen kan leunen op zijn reputatie. De zaal is nog maar nauwelijks opgewarmd, of hij slaagt er al met groot gemak in van balkons via parterre naar stalles een wave op gang te brengen. [4]

Gangbaarheid

59 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen