stabiliseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·bi·li·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
stabiliseren

stabiliseerden

  1. meervoud verleden tijd van stabiliseren
    • Wij stabiliseerden. 
    • Jullie stabiliseerden. 
    • Zij stabiliseerden.