sputter tegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sput·ter te·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
tegensputteren

sputter tegen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegensputteren
    • Ik sputter tegen. 
  2. gebiedende wijs van tegensputteren
    • Sputter tegen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegensputteren
    • Sputter je tegen? 


Gangbaarheid