spreidt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spreidt

Werkwoord

vervoeging van
spreiden

spreidt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spreiden
    • Jij spreidt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spreiden
    • Hij spreidt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van spreiden
    • Spreidt!