sportbubbel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sportbubbel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sport·bub·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportbubbel | sportbubbels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de sportbubbel m
- een vaste groep mensen met wie men tijdens de lockdown mag sporten
- Door middel van een sportbubbel werd voorkomen dat het coronavirus zich wijd kon verspreiden onder sporters.